Hoe een stuiver per week duizenden Haarlemmers een nette begrafenis bezorgde
In dit artikel:
In Hildebrands Camera Obscura wordt het verhaal verteld van Keesje, een bewoner van het hervormde diaconiehuis in Haarlem, die heimelijk twaalf gulden bij elkaar spaarde omdat hij niet in het gemeenschappelijke graf zonder kist en in instellingskleren begraven wilde worden. In die instellingen moesten bewoners hun geld vaak inleveren en werden bij overlijden op strooi gelegd en collectief ter aarde besteld; Keesje hield een klein kapitaal achter voor een fatsoenlijke eigen uitvaart. Het verhaal illustreert waarom een klein systeem van wederzijdse bijslag — in de kop van het artikel samengevat als een stuiver per week — zo belangrijk was: met zo’n bescheiden bijdrage konden duizenden Haarlemmers verzekerd worden van een nette begrafenis en ontsnappen aan de vernedering van de armengrafpraktijk. Het voorbeeld belicht bredere thema’s rond armoede, waardigheid in de dood en de rol van onderlinge solidariteit of particuliere spaarmoeilijkheden in de negentiende-eeuwse samenleving.